1. Het kopje thee
De professor arriveerde bij het huis van de Zenmeester. Vol trots vertelde hij over al zijn titels en diploma’s die hij in de loop van vele jaren had behaald. Hij stelde zich voor en legde uit dat hij was gekomen om alle geheimen van de Zen-wijsheid te leren.
In plaats van hem alles uit te leggen, nodigde de meester hem uit voor een kopje thee. Toen het kopje bijna vol was, bleef de meester rustig doorschenken, waardoor de thee over de rand stroomde en op tafel liep.
De professor kon zich niet inhouden en zei: “Het kopje is vol, er past niets meer bij.” De meester zette de theepot neer en zei: “Jij bent als dit kopje: je bent hier gekomen, tot de rand gevuld met meningen en oordelen. Tenzij je je kopje leegt, zul je niets kunnen leren.”
Dit eerste verhaal leert ons dat het onmogelijk is om nieuwe inzichten te ontvangen als we vastzitten aan oude overtuigingen. Het is nodig om ons ‘leeg te maken’ van vooroordelen en open te staan voor nieuwe lessen.
2. Het geschenk
Boeddha was zijn lessen aan een groep volgelingen aan het geven, toen een man hem benaderde en hem uitschold, met de bedoeling hem te beledigen. Boeddha bleef volledig kalm en zei niets.
Toen de man weg was, vroeg één van de verontwaardigde leerlingen waarom Boeddha zich zomaar had laten beledigen. Boeddha antwoordde rustig: “Als ik je een paard cadeau doe en jij accepteert het niet, van wie is het paard dan?”
Na een moment van twijfel antwoordde de leerling: “Dan blijft het paard van jou.”
Boeddha knikte en legde uit: “Zo is het ook met beledigingen. Als je ze niet aanneemt, blijven ze bij degene die ze uitdeelt.”
We kunnen anderen niet de schuld geven van de pijn die ze proberen te veroorzaken. Het is aan ons of we hun woorden aannemen of ze gewoon bij hen laten.
3. Twee monniken en een mooie vrouw
Twee boeddhistische monniken, een oude en een jonge, liepen buiten het klooster, toen ze bij een rivier kwamen die buiten haar oevers was getreden. Een mooie vrouw vroeg hen haar te helpen oversteken. De jonge monnik schrok van het idee haar aan te raken, maar de oude monnik tilde haar zonder aarzeling op en droeg haar naar de overkant.
De monniken liepen verder, maar de jonge monnik bleef er maar aan denken. Uiteindelijk kon hij zich niet meer inhouden: “Meester! Wij hebben de gelofte van onthouding afgelegd. Hoe kon u die vrouw optillen, haar armen om uw hals laten slaan en haar zo dragen?”
De oude monnik glimlachte en antwoordde: “Kind, ik heb haar daar bij de rivier achtergelaten. Jij draagt haar nog steeds met je mee.”
Dit verhaal leert ons dat we vaak het verleden en de bijbehorende schuld of ergernis blijven meedragen, en dat we die last pas kunnen loslaten als we beseffen dat het niet meer in het nu bestaat.
4. Waar zoeken?
Op een middag zagen mensen hoe een oude vrouw iets aan het zoeken was buiten haar huis. “Wat is er? Wat zoekt u?”vroegen ze. “Ik ben een speld verloren,” zei ze.
Iedereen begon mee te zoeken. Na een tijdje vroeg iemand: “De straat is lang en een speld is klein. Kunt u zeggen waar u hem ongeveer verloren bent?”
“Binnen in mijn huis,” antwoordde de vrouw.
“Bent u gek geworden? Als u de speld binnen bent verloren, waarom zoekt u dan hier buiten?”
“Omdat het hier buiten licht is en binnen donker.”
Dit verhaal herinnert ons eraan dat we uit gemak vaak buiten onszelf zoeken naar wat we vanbinnen zijn kwijtgeraakt. Waarom zoeken we geluk buiten onszelf? Hebben we het daar werkelijk verloren?
5. Wij zijn niet dezelfde
Niemand was in zijn tijd zo liefdevol en meelevend als Boeddha. Eén van zijn neven, Devadatta, was jaloers en probeerde hem voortdurend zwart te maken. Hij was zelfs bereid Boeddha te doden.
Op een dag, terwijl Boeddha rustig liep, gooide Devadatta een zware steen naar hem vanaf een heuvel. De steen miste en Boeddha bleef onverstoorbaar en glimlachte gewoon.
Dagen later kwam Boeddha zijn neef weer tegen en begroette hem vriendelijk. Devadatta vroeg verbaasd: “Ben je dan niet boos?”
“Nee, natuurlijk niet,” antwoordde Boeddha.
Nog steeds verbaasd vroeg Devadatta: “Waarom dan niet?”
En Boeddha zei: “Omdat jij niet meer degene bent die de steen gooide, en ik niet meer de persoon ben die daar toen stond.”
Dit verhaal laat ons zien dat alles voortdurend verandert. Jij en ik zijn voortdurend in beweging. Laat daarom het beeld van wie je denkt te zijn los, zodat je met een open geest kunt kijken. Elk moment is nieuw en uniek. Zodra je denkt dat je weet wie je bent, ben je alweer gehecht.